European Ocean Biodiversity Information System

[ report an error in this record ]basket (0): add | show Print this page

Beheervoorstel voor de dijkvegetaties langs de getijdenafhankelijke Grote Nete en Kleine Nete (District 3)
Vandevoorde, B.; Van Lierop, F.; Elsen, R.; Van den Bergh, E. (2023). Beheervoorstel voor de dijkvegetaties langs de getijdenafhankelijke Grote Nete en Kleine Nete (District 3). Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, 2023(20). INBO: Brussel. 192 pp. https://dx.doi.org/10.21436/inbor.93687371
Part of: Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek: Brussel. ISSN 1782-9054

Available in  Authors 
    Waterbouwkundig Laboratorium: Open access 396649 [ download pdf ]

Authors  Top 
  • Vandevoorde, B.
  • Van Lierop, F.
  • Elsen, R.
  • Van den Bergh, E.

Abstract
    Dijken hebben primair een waterkerende functie maar daarnaast hebben ze ook een  ecologisch potentieel als leefgebied en corridor. Met een gezamenlijke oppervlakte van meer  dan 1000 ha vormen de dijkgraslanden het grootste aaneengesloten grasland in Vlaanderen,  dat bovendien met de uitvoering van het Geactualiseerde Sigmaplan nog aanzienlijk zal  uitbreiden. Momenteel vertoont dit netwerk een grote variatie in ecologische waarde,  erosiebestendigheid en onderhoudskost.
      We onderzoeken de variatie in de vegetatie op de dijken en gaan na welke factoren daarmee  samenhangen. Zo kunnen richtlijnen voor inrichting en beheer van dijken worden voorgesteld  die beide functies optimaal combineren met een aanvaardbare onderhoudskost. Ten slotte  worden deze richtlijnen ook ruimtelijk vertaald naar concrete omvormings- en  onderhoudsbeheermaatregelen in een beheervoorstel voor de dijken van de Grote en Kleine  Nete (district 3).
    In Vandevoorde et al. (2019) worden op basis van 219 vegetatieopnames vijf  dijkgraslandvegetaties of vegetatietypes onderscheiden en beschreven. Deze typologie is  representatief voor de dijken van de Zeeschelde en haar getijgebonden zijrivieren, en wordt  dus ook hier ingezet voor district 3. Van deze vijf vegetatietypes is de bedekking gemeten (als  maat voor erosiebestendigheid), net als de bovengrondse biomassa (als maat voor  onderhoudskost) en de gehaltes aan stikstof en fosfor in de bodem (als maat voor  voedselrijkdom). Op basis van de kenmerken zijn soortenrijk grasland en soortenrijk  glanshavergrasland als doeltypen voor de kruin, landzijde, rivierzijde en teen van de dijken  aangeduid. Deze vegetatietypes garanderen immers de hoogste erosiebestendigheid, hebben  de laagste onderhoudskost en kennen de hoogste ecologische waarde. We geven generieke  richtlijnen voor onderhoudsbeheer van deze doeltypes, net als omvormingsbeheer van  soortenarm en verruigd glanshavergrasland en van brandnetelruigte naar deze doeltypen.
    Naast deze graslandtypes zijn ook rietvegetaties, variabele ruigtes, bomen en struiken,  pioniersvegetaties en ruigtes van de invasieve exoot Japanse duizendknoop onderscheiden.  Behalve de twee laatste stellen we voor om deze, als ze er nu zijn, aan de rivierzijde en aan de  teen van de dijk te behouden door toepassen van een onderhoudsbeheer op maat van deze  vegetaties, telkens op voorwaarde dat ze de primaire functie van de dijk (waterkering,  veiligheid) niet hypothekeren. Aan landzijde en op de kruin stellen we een omvormingsbeheer  voor tot het doelgraslandtype. Ruigtes van Japanse duizendknoop van minder dan 20 m²  moeten omgevormd tot het doeltype, grotere populaties worden in afwachting van meer  efficiënte beheertechnieken beheerd met als doel uitbreiding en verspreiding te voorkomen.  Voor pioniersvegetaties stellen we een omvormingsbeheer voor.
    Een ontwikkelingstraject is uitgestippeld met drie types onderhoudsbeheer (kruidige vegetatie;  riet/ruigte en bomen/struiken) en vier types omvormingsbeheer (kruidige vegetatie;  bomen/struiken; riet en exoten). Voorgestelde maatregelen zijn naast enkele algemene  richtlijnen (met betrekking tot bemesting, pesticidengebruik, broedvogels, entomofauna en  zeldzame plantensoorten), (gefaseerd) maaibeheer, graasbeheer, hakhoutbeheer, cyclisch  maaibeheer en exotenbeheer.
    Om deze generiek geformuleerde beheerstrategie ruimtelijk te vertalen naar een concreet  beheervoorstel zijn de dijklichamen van district 3 (Grote Nete, Kleine Nete) gekarteerd. De  onderscheiden zones van het dijklichaam (teen, landzijde, kruin aan landzijde, kruin aan  rivierzijde en rivierzijde) worden als 5 parallelle lijnen gekarteerd met 10 m als kleinste karteereenheid. Kleinere belangrijke elementen werden als punt gekarteerd. Elk lijnstuk (punt)  van deze vegetatiekaart bestaat uit een homogene vegetatie waaraan een vegetatietype is  toegekend.
    Met behulp van de voorgestelde beheerstrategie is de vegetatiekaart vertaald naar een  beheervoorstel. Voor elk lijnstuk (punt) van deze vegetatiekaart adviseren we een type  omvorming- of onderhoudsbeheer. Ten slotte stellen we een opvolgingsplan voor zodat het  beheer periodiek kan geactualiseerd worden naargelang de evolutie van de afstand tot de  doelvegetaties.  Ook formuleren we nog enkele specifieke inrichtings- en beheermaatregelen met betrekking  tot het inzaaien van pas aangelegde dijken en het initiële ontwikkelingsbeheer van deze  nieuwe dijken. Daarnaast geven we extra aandacht aan het beheer van invasieve  plantenexoten zoals Japanse duizendknoop, reuzenbalsemien en reuzenberenklauw.
    Tot slot is de alternatieve toetsingsmethode 2.0 uitgewerkt. Deze toetsingsmethode  beoordeelt de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van een boom tot  een score. Op gelijkaardige manier worden aspecten van beheer, onderhoud en beleid  omgezet tot een score. Een algoritme verrekent beide scores tot een eindscore. Deze  toetsingsmethode is een hulpmiddel dat de waterbeheerder kan bijstaan bij het beslissen of  een boom (of struik) al dan niet gekapt of omgevormd moet worden. 

All data in the Integrated Marine Information System (IMIS) is subject to the VLIZ privacy policy Top | Authors