European Ocean Biodiversity Information System

[ report an error in this record ]basket (1): add | show Print this page

one publication added to basket [220424]
MONEOS –Geïntegreerd datarapport Toestand Zeeschelde INBO 2011. Monitoringsoverzicht en 1ste lijnsrapportage Geomorfologie, diverstiteit Habitats en diversiteit Soorten
Van Ryckegem, G. (Ed.) (2012). MONEOS –Geïntegreerd datarapport Toestand Zeeschelde INBO 2011. Monitoringsoverzicht en 1ste lijnsrapportage Geomorfologie, diverstiteit Habitats en diversiteit Soorten. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.R.2012.20. INBO: Brussel. 70 pp.
Part of: Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek: Brussel. ISSN 1782-9054
Continued by:
Van Ryckegem, G. (Ed.) (2013). MONEOS – Geïntegreerd datarapport toestand Zeeschelde INBO 2012: monitoringsoverzicht en 1ste lijnsrapportage geomorfologie, diverstiteit habitats en diversiteit soorten. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, INBO.R.2013.26. Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek: Brussel. 102 pp., more

Available in  Author 
    Vlaams Instituut voor de Zee: Open access 280485 [ download pdf ]

Keyword
    Marine/Coastal

Author  Top 
  • Van Ryckegem, G., editor

Abstract
    De voorliggende datarapportage omvat een toelichting en eerste lijnsanalyse van de onderdelen van degeïntegreerde systeemmonitoring van het Schelde-estuarium – MONEOS – uitgevoerd door het INBO.De datarapportage ‘Macrozoöbenthos’ omvat de verwerkte gegevens van de campagne 2011. Deevolutie in densiteit en biomassa van de bodemdieren is relatief stabiel. In het subtidaal is er bijzonderweinig voedsel voor vissen en vogels te vinden. Het intertidaal is als potentieel foerageergebied voordeze hogere trofische niveau’s heel wat belangrijker. Stroomopwaarts nam de densiteit en biomassa peroppervlakte-eenheid toe. Vooral de zijrivieren Rupel, Zenne, Durme en het traject Melle – Gentbruggezijn relatief van bijzonder belang voor de secundaire productie in het systeem.In 2012 werd voor het eerst (net) een goede ecologische toestand bekomen voor vissen in deZoetwaterzone van de Zeeschelde. De situatie in de Oligohaliene zone blijft ‘ontoereikend’ enverslechtert tegenover vorige jaren. Ook in de Mesohaliene zone is de toestand van het visbestandachteruit gegaan en gaat de toestand van ‘matig’ naar ‘ontoereikend’. In totaal bleef het totaal aantalsoorten (33 in 2012) stabiel in de Zeeschelde. Spiering en Fint, twee trekvissoorten, zwemmen steedsverder stroomop. Voor het eerst werd Spiering terug gevangen op de Zenne. In Doel (data kerncentrale)veranderde er weinig in de soortdiversiteitsdata. Er was in 2012 een vergelijkbare bijvangst vanHyperbenthos in Doel. De Chinese wolhandkrab (exoot) neemt in Doel toe, ook de bijvangsten toondenhoge aantallen voor deze soort in zowel Zeeschelde als in de zijrivieren.Het internationaal belang van de Zeeschelde voor watervogels is gestaag verminderd sinds de periode2001-2004 tot een overwinteringspercentage lager dan 1% voor de meeste soorten. Sinds de winter van2007-2008 blijft het overwinterende populatie-aandeel stabiel. Voor de Krakeend is het percentagesteeds hoger gebleven dan 1% en is de trend de laatste jaren eerder variërend tussen 1.5 en 4 %. In deZeeschelde is de Beneden-Zeeschelde (Zeeschelde IV) proportioneel belangrijker geworden tot het halenvan het 1% criterium voor de Krakeend. Het is ook de enige zone waar deze soort stand houdt of zelfseen licht positieve trend toont. In het estuarium worden echter de maxima geteld op de Zenne. In 2009en 2012 werd het 1% criterium voor de Krakeend gehaald in het waterlichaam Dijle – Zenne en ook opde Zenne als rivier! Globaal gesproken stabiliseren de aantallen of nemen de aantallen verder af van debelangrijkste soorten watervogels in 2012. Sinds medio jaren 2000 is proportioneel vooral het aandeelvogels in de oligohaliene zone sterk afgenomen. De verscheidene zones in de Zeeschelde zijnmomenteel verhoudingsgewijs even belangrijk. Hierdoor is het relatief belang van de zijrivieren enZeeschelde I (zoet kort) toegenomen in de tijd. Terwijl vroeger in de zijrivieren en Zeeschelde I minderdan 10% van de vogels aanwezig waren is dit nu 25- 30% van de aantallen in het estuarium (Netes nietbeschouwd). Dit aandeel lijkt ongeveer constant sinds 2008.In 2012 zette de Bever zijn opmars in het Schelde-estuarium verder. Voor het eerst werd ook de Otterwaargenomen in de Schelde-vallei ter hoogte van Willebroek, en ook de Grijze zeehond werd voor heteerst waargenomen op de Zeeschelde. Algemeen is een positieve evolutie merkbaar in het voorkomenvan de (zee)zoogdieren.De hoogteveranderingen langsheen de slikprofielen zijn vaak locatieafhankelijk. Sommige zijn relatiefstabiel, anderen sedimenteren. Wanneer erosie optreedt, is het vaak in de lage slikzone en gaat hetgepaard met sedimentatie in de hogere slikzone. Slikken tussen de Rupelmonding en Dendermonde,waar in het verleden sterke veranderingen zijn opgetreden (o.a. door zandwinning), herstellen zich (totnu toe) maar tot op een lager niveau. Beide fenomenen zorgen voor een versteiling van de helling vanhet slik.De vegetatiekaart van de Beneden-Zeeschelde (hyperspectraalkaart) gevlogen in 2011 wordt toegelicht.De ‘overall’ nauwkeurigheid van de kaart is 70%. De verschillen in nauwkeurigheid tussen de jaren envegetatietypes zorgt ervoor dat het moeilijk is om veranderingen in vegetatietypes te schetsen aan dehand van geautomatiseerde klassificaties.Tot slot wordt een overzicht gegeven van de veranderingen van ecotooparealen in de Zeeschelde, Rupelen Durme. De arealen worden vergeleken tussen 2001 en 2010. Enkele opvallende veranderingenworden beschreven per saliniteitszone. Algemeen kan gesteld worden dat deNatuurontwikkelingsprojecten en het traject Melle-Gentbrugge, een belangrijke bijdrage geleverdhebben om de dalende

All data in the Integrated Marine Information System (IMIS) is subject to the VLIZ privacy policy Top | Author